‘Wat is er precies in de zitkamer gebeurd?’ Toen Hanaud die vraag oplas, verdween de spottende ondertoon uit zijn stem. Hij steunde met zijn ellebogen op tafel en leunde voorover. ‘Inderdaad: wat is er, precies twaalf uur geleden, in die kleine, gerieflijke kamer allemaal gebeurd?’ herhaalde hij. ‘Toen de zon nog niet op het gazon brandde, en alle vogels zwegen, en alle blinden voor de ramen waren neergelaten, en de wereld donker was… Wat is er toen gebeurd? Wat voor verschrikkelijke dingen zijn er toen gebeurd?’ |